Broeders en zusters,

     1.  één gezin

Mat.12: 46 En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken.  47 En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende U te spreken. 48 Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? 49 En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. 50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.

Waarom spreek ik u aan, en waarom spreken wij elkaar vaak aan, met broeders en zusters? Is dat iets van traditie en verouderd taalgebruik? Is dat een eigenaardigheid die kerken zelf maar verzinnen? Nee; broeders en zusters, dat is een instructie van God. Laten wij eens kijken hoe dat werkt.

Broers en zussen, zijn begrippen uit de natuur. Een gezin bestaat uit één vader en één moeder, en broers en zussen. Dat is dus ook waar de bijbel naar verwijst als er wordt gezegd dat de gelovigen broers en zussen zijn. Dus inderdaad: gewoon broers en zussen.

Maar dan is er verschil. Want de broers en zussen naar het vlees, die worden in het geloof op een lager plan en in een minder vergaande dimensie geplaatst dan de broers en zussen in het geloof. En dat geeft een normatief onderscheid, door God opgedragen: wie is je broer of je zus? Hij of zij die de wil van God doet. En wie niet bereid is om zijn broeder en zuster los te laten, om Christus te volgen, die is het ook niet waardig om Christus te volgen. Mat.10:7. En Christus geeft dan nieuwe broeders en zusters terug, die je vind op de weg tot God, achter Christus aan.

Er is dus, als je er zo over nadenkt, normatief een geestelijk begrip van broeder en zuster, dat afwijkt van het vleselijke begrip. Maar toch dient nog steeds de natuurlijke band van broer en zus als een rolmodel en als een aanknopingspunt om te weten en te leren wat er van je wordt verwacht.

Denk aan een groot gezin met heel veel broertjes en zusjes. Allemaal verschillend van karakter, inzet en hoe ze met alles omgaan; en dan vaak zijn er ook nog grote verschillen hoe hun relaties zijn met hun vader en hun moeder. Maar hoe gaan die kinderen met elkaar om? Voeden zij elkaar op? Lezen zij elkaar de les? Wijzen zij elkaar op hun verantwoordelijkheden? Hier zie je een heel bijzonder eigenschap van het begrip gezin. Want er is een vader, en die vader heeft gezag. Dus als een broertje of zusje iets doet wat je niet bevalt, dan kun je hem bestraffen, er om gaan vechten, maar uiteindelijk is er maar één sanctie: ik zal het tegen vader zeggen! En uiteindelijk is er ook maar één verweermiddel: Vader heeft gezegd dat ik dat moest of mag doen! Niet iedereen kan dus vader zijn.  En niet iedereen is gehouden om elkaar verantwoordelijk te houden. Dat geldt ook in de kerkfamilie. Vader is niet ver weg, maar altijd aanwezig. De engel die met satan streed om Mozes’ lichaam ging daarom niet vechten. Maar zei: God zal u straffen. En de satan die de vrouw aansprak, die zei niet wat hijzelf ervan vond, maar hij vroeg: heeft vader niet gezegd...? Het elkaar wijzen op verantwoordelijkheden, gaat dus als het erop aankomt altijd via vader, en nooit via wat de broers en zussen onderling met elkaar slim of handig of verstandig vinden. En het met elkaar iets besluiten of met elkaar iets normatief stellen voor heel de gemeente, zal dus altijd moeten zijn onder de noemer van wat vader heeft gezegd en op gezag van de wil van de vader. Vanzelfsprekend heeft dus in de familie niet de meest verstandige of de meest populaire of de beste bestuurder het meeste te zeggen. Maar wie het meeste te zeggen heeft, is wie het meest vaders woorden naspreekt en ze trouw wil bewaren. Want vader is niet ver weg, maar hij is dichtbij. Hij ziet toe. En de engelen zien toe. En de heilige Geest brengt niet de waarheid zelf, maar hij drijft de oprechte gelovigen tot de vader en tot het zoeken van de waarheid en tot de wet en tot het elkaar vermanen om ook de wil van de vader te doen. Daar is een wapen van de Geest en dat wapen is het Woord van God, Ef.6:17. Want de heilige Geest zoekt niet de tolerantie van verval en verlijering, maar spoort aan en drijft tot een heilig kindschap van God. Niet in eenheid met de naaste en met de wereld, maar in eenheid met God. 

Maar hoe past Christus in dit plaatje? Is hij de oudste broer? Nee. wij zullen nooit zeggen dat Christus onze broer is. Want in het geloof leren wij dat Christus het hoofd is van ons allemaal. Onze Meester, in de zin van Joh.13:13. Wij zijn één lichaam met één hoofd. Dat soms toch Christus als broer wordt voorgesteld, heeft een achtergrond die helemaal niet gaat over het zijn van broeders en zusters van één familie. Maar dat heeft ermee te maken dat als wij Christus volgen en zo op een vergelijkbare kruisweg komen als Hij, dat Christus zich dan niet schaamt om ons broer en zus en vriend en vriendin te noemen. Joh.15:14, Marc.8:38, Hebr.2:11. Dat heeft er niet mee te maken dat hij onze broer en vriend is, maar dat wij door mee te lijden met Hem op de weg die Hij gaat, in eenheid met Hem, samen voor God de Vader staan. Wij bereiken dan dus op aarde al iets van de verhoogde staat die in de hemel geldt voor de mens. En inderdaad spreekt ook Openbaringen van een aparte groep gelovigen die hebben geleden en gebloed om Christus wil.

En zo zien wij dus die twee beelden van één familie, met één Vader, en één lichaam met één Hoofd in elkaar overvloeien. En daar komt dan het derde beeld bij, dat wij niet een familie zijn in ongelijkheid, maar dat wij allen samen, man en vrouw, als bruid voorgesteld worden van Christus, één van lichaam en één van gezindheid en één in liefde. Maar niet één met Christus in het gezag dat Hij over ons heeft. We zien dus hoe onze natuurlijke betrekkingen alle dienen om God beter te leren kennen en om onze eigen plaats in en voor en bij God beter te leren verstaan. Alles dient als een heerlijke spiegel van de heerlijkheid van God.


      2. één waarheid, namelijk het woord van vader

Joh.18:37 Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus antwoordde: Gij zegt, dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn stem. 38 Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? 

En dat brengt ons op het praktische voor vandaag. Wat moeten wij hiermee? En hoe kunnen wij de kennis die wij hebben over de natuurlijke verhoudingen toepassen op God en op de kerk en op ons omgaan met elkaar? Wie heeft de kennis en wie zal met gezag leren? En waarom zouden wij überhaupt iets willen weten of leren, als het hoogste goed de liefde is?

Het antwoord broeders en zusters, dat antwoord is er. De uitweg ligt open. Want God is er. God de Vader heeft zijn kinderen geen wees gelaten. Hij heeft ze gezien nog voor ze geboren werden, en Hij heeft ze instructies en lessen en leerregels en inzichten gegeven, waar de wereld niets mee kan; maar die voor de kinderen van de waarheid gelden als wet en als wijsheid en als weg van voorbeeldigheid. Het is dus niet nodig dat de kinderen zelf baasje gaan spelen en orde gaan scheppen en nieuwe wegen gaan zoeken en vinden. Want alles is al van tevoren bedacht en uitgestippeld, tot een heerlijk bouwwerk van Gods genade.

Neem het voorbeeld van dominee Dreschler, 1Tim.2:8, van de mannen die met opgeheven handen moeten bidden. Hij zei er dan wel bij dat hij het voorbeeld moeilijk vond, maar laten we eens kijken waar het om draait. Want heel de wet en de profeten geven ons beelden en spiegels hoe God wil dat zijn kinderen zich gedragen. Maar ook heel de wet en de profeten zeggen erbij dat het God dan niet gaat om de uiterlijke vorm van het offer of de naleving, maar om de innerlijke vorm hoe het hart bereid is tot offeren en tot dankbaarheid en tot het willen zoeken en het willen vervullen van wat God vraagt. Dat is dus gemakkelijk en moeilijk tegelijk. Want je kunt het nooit fout doen in de vorm, En je kunt het nooit goed doen in de norm, want immers: al onze werken zijn besmeurd en besmet.

En dat is het dus. We kunnen het niet fout doen naar de vorm en we kunnen het niet goed doen naar de norm. Goed en fout tegelijk. En dan kunnen we eigenlijk kiezen: één: we pleiten op het offer van Christus en stellen de normen niet te hoog. Of twee: we danken God voor het offer van Christus, en we zetten ons in om zo goed mogelijk dezelfde weg te gaan als Christus ging. Ja, dat wil zeggen naar de inhoud en naar de norm. Dat wij dan vervolgens ook in uiterlijkheden uitblinken in allerlei genadegaven, is wel prachtig en mooi, maar leidt toch weer de aandacht af van de inhoud; dat is van de geestelijke bedoeling van de uiterlijkheid. En zo leren we zachtjes aan hoe we om kunnen gaan met uiterlijkheden die er eigenlijk niet toe doen, en innerlijkheden, die steeds en onverminderd om heiligheid en precisie vragen.

Zo is het ook bij het opheffen van de handen. De uiterlijkheid is dat de handen worden opgeheven. Het is symboliek. Zoals in het oude verbond de handen werden gewassen, zo worden in het nieuwe verbond schone handen van oprechte toewijding getoond aan God. Maakt het iets uit of de handen daarbij worden gestrekt of gevouwen of dat in plaats van verheffen, er wordt geknield? Misschien wel. Misschien maakt het heel veel uit. Want in de praktijk doen mensen heel erg vaak en bijna continu dingen, zonder dat het hart daar heel actief mee bezig is. Dat is technisch gezien zondigen, omdat het hart wel werd gevraagd en zelfs geëist. En formeel is het gewoon een lege huls, want het bewerkt niet waar het voor staat en waartoe het dient. Dat overkwam de Israëlieten toen zij nog steeds keurige wettige brandoffers brachten, maar God liet profeteren dat Hij ervan gruwt.

Dus opnieuw: Maakt het iets uit of de handen worden opgeheven? We kunnen het nu dus precies formuleren: Nee, het maakt niet uit, mits we maar wel de geestelijke boodschap ervan vasthouden. Wat is dan de geestelijke boodschap? Dat die mannen zich in hun hart verheffen tot God in oprechte heilige zuiverheid, als zij ergens tot God spreken. Geldt dat dan niet gelijk op voor de vrouw? Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat de vorm staat voor een norm, die nog steeds ook echt wordt gevraagd.

We zien dus dat de wet materieel qua vorm minder belangrijk wordt, maar naar de geest in intentie en heilige omgang, nog verder gaat dan de letter. Dat zeg ik niet en dat is ook geen nieuws, maar dat is de grondregel en de bergrede van Mattheüs 5, die je ook de grondwet van de bijbel zou kunnen noemen.

Gaan we naar een ander voorbeeld toe van de wet. De Sabbat. De sabbat is altijd gehouden in alle tijden. Op een gegeven moment heeft de zondag de plaats ingenomen van de sabbat. Daar gaat het hier vandaag niet om. Maar het gaat om het verschil tussen norm en vorm. Het verschil tussen wat het hart wil en wat er uiterlijk is te zien. Als je nu hebt gezien bij het heffen van de handen, hoe het gaat om de norm van de innerlijke wil, dan weet je ook hoe het is bij de sabbat: het gaat niet om de dag of  om meer dagen of om heel het leven, maar het gaat erom dat de ziel de wet leest en deze probeert geestelijk te betrachten en na te volgen in het leven. Als dan iemand komt die zegt dat niemand van ons de sabbat van het vierde gebod houdt, omdat het niet op een zaterdag wordt gevierd, dan weet je dus dat een nepargument en een drogreden wordt ingebracht. Want wie in zijn hart een dag wil bestemmen voor de Heer, die zal dat op elke dag kunnen willen. Maar het doen, past hij aan, aan de gebruiken die het bevoegd gezag in naam van vader instelt. Maar de norm van de wet, wordt er niet anders van. Met in dit geval ook een symboliek en schaduw en spiegel van de toekomst: Er komt een rustdag, en die gaat verder dan de rust die wij in Christus hebben, en dat is wanneer Christus met de zijnen de wijn aan de tafel drinkt, zoals Hij heeft geprofeteerd aan het Laatste Avondmaal.

Gaan we dan nu naar het voorbeeld van de hoofdbedekking toe. 1Tim.2:8. Het gaat natuurlijk niet om hoedjes, en dat staat er ook niet, maar om bedekking van het hoofd. Opnieuw: de vorm is niet belangrijk (?)  en de norm is helder: ook al neem je soms vrijheden die anders zijn dan de regels van het gezag, toch zul je blijven erkennen dat het gezag van God nog steeds gezag blijft houden. Dat sommige kerken daar hoedjes voor gebruiken is een fraaie vorm van liturgie, waarvan Paulus zegt dat ook de engelen ervan kunnen getuigen. En dat wij dat zonder hoedjes doen is voor de engelen misschien verwarrend, maar voor ons is het evenzeer een wettige manier van liturgische inhoud. Mits de inhoudelijke norm waar de uiterlijke vorm voor staat maar intact en in ere wordt gehouden. En ook hier is er een symboliek en een spiegel en een schaduw van de toekomst: in de Geest is iedereen één. Maar in Gods orde zal de kerk eens als bruid voorgesteld worden van Christus. Zoals dus de gemeente van God eens het gezag van Christus die haar man is, niet zal verwerpen, zo zal ook de vrouw op aarde het gezag van haar man niet verwerpen. En de schrift benoemt dat dan ook heel precies: zoals God leiding geeft aan Christus, zo geeft Christus leiding aan de man en zo geeft de man leiding aan de vrouw, 1Cor.11:1-10. Dat gaat dus niet over talenten en gaven en allerlei mogelijkheden, maar het gaat om de rollen die God heeft gegeven. En die rollen zijn tijdelijk, want in de hemel zal er niet worden gehuwd. Maar tegelijk zijn ze eeuwig, want elke opgestane mens moet zich in de rol van de vrouw gaan begeven, dienstbaar aan Christus. En zo zijn de natuurlijke betrekkingen op aarde nuttig en dienstig en bedoeld om de mens te leren hoe hij zich ten opzichte van God en de schepping moet en mag gedragen.

Moet de vrouw dan haar mond houden en zwijgen? Christus dient en leidt de gemeente. Zo dient en leidt de man de vrouw. Maar de man is ten eerste Christus niet, en de vrouw heeft ten tweede gewoon meer in de mars. Dus dat vraagt om het loslaten van de eigen inzichten en om een actief kiezen en invulling geven van de rollen die God geeft. Ook al weten wij het beter en ook al hebben wij net als God, kennis van goed en kwaad. Want uiteindelijk gaat helemaal niets in de kerk om het maximaal exploiteren van de gaven die er zijn. Maar het gaat er alleen maar om dat in alles God de eer krijgt, en dat in alles de mens beseft dat hij er zelf niets van bakken kan, als het niet komt van, en gezegend wordt door, God. Een rare mengeling van ongebruikte overvloed, met geweldige resultaten door ongeschikten. Zodat de Joden en de wereld verzuchten dat die vermaledijde kerken met onverstandigen en ongeschikten naar de mens, méér bereiken dan de wereld met al haar samengebundelde kennis en krachten. Die dan per saldo ook naar de mens gewoon meer gemiddelde kennis en constructieve opbouw bewerken.

       3. één gezindheid, namelijk in Christus

Rom.12:1 Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. 2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.

En dat brengt ons tot de kern. Ons derde punt: één gezindheid. Ik moet dat eigenlijk voor u opschrijven, anders merkt u het niet eens. Ik zeg niet eensgezindheid met een s, maar één gezindheid als twee woorden. Want eensgezindheid vinden we door goed naar elkaar te luisteren en de grootste gemene deler vast te houden. Maar één gezindheid in Christus, vinden we door goed naar God te luisteren en door vrijwillig onze eigen ideeën en gedachten en emoties te laten varen, in het besef dat in wezen iedereen zijn eigen dingetjes los moet laten. En dat ook graag wil, omdat wij als kerk ervoor kiezen om alleen Christus te volgen. Christus volgen is dus niet de vrijheid nemen je eigen weg te volgen, maar Christus volgen is ons eigen kruis opnemen en gewillig dezelfde weg te gaan die Christus ging: in plaats van opperbevelhebber over heel de aarde, werd hij banneling en als dief en moordenaar aan het kruis genageld. Dat alles in een gezindheid, om zo precies en zo nauwkeurig mogelijk te doen wat God eerder had geprofeteerd dat zou gebeuren. Hiertoe ben ik geboren en in de wereld gekomen, om van de waarheid getuigenis te geven, zegt hij tegen Pontius Pilatus die hem ter verantwoording roept. Hij bracht dus geen vrijheid voor het vlees, maar gehoorzaamheid vooraf. Zoals ook Paulus vooraf wist dat hij naar Rome geleid zou moeten worden. Zoals Petrus ook bij voorbaat wist dat hij in gevangenschap zou eindigen. Zoals Johannes en Jacobus ook bij voorbaat wisten dat zij dezelfde beker zouden drinken als Jezus. En dat deden zij vervolgens in trouw en met actieve gewilligheid. Dat actief dingen in vervulling laten gaan, zie je steeds terugkomen: “..en dat deed Hij opdat het woord in vervulling zou gaan dat..” En dat broeders en zusters, is ook onze weg. Als wij de bijbel lezen, dan moeten wij ons voortdurend afvragen hoe wij zelf die bijbel in vervulling kunnen laten gaan. Dat wat de bijbel aan instructies en inzichten biedt, wordt dus keer op keer, steeds weer bekrachtigd door ons als levende brieven van God, hoe God wil dat de mens zich gedraagt. Niet dat het niet anders kan. Niet dat er niet meer mogelijkheden zijn. Niet dat de uiterlijke vorm niet kan afwijken. Maar alleen opdat helder en duidelijk wordt gecommuniceerd dat de gezindheid van de kerk niet is gericht op de eensgezindheid van mensen met de vormen en inzichten van de wereld. Nee; maar wel dat de gezindheid van de kerk is gericht op God alleen, en dat de sleutels van die gezindheid en de groei in die gezindheid alleen worden gevonden door de priesters van de bijbel. Dat zijn zij die heel de bijbel nemen als leidraad en handboek voor heel het leven. Oh, net als de Amish zeker! Nee; natuurlijk niet, wie dat denkt, mist weer de kern. De kern is ten eerste dat de kerk zich met hart en ziel voegt naar de liefde van God. En de kern is ten tweede dat de kerk aan de wereld laat zien hoe die kerk bij God komt of is gekomen, en welke middelen er zijn om God ook echt te bereiken. Jawel, het geloof is genoeg. Maar tegelijk is ook het diepste eerste geloof een zaak van melkspijs, of van een heel kleine zaadje en een heel kleine kiem, dat nog tot volle wasdom moet komen. Tot ook dit zaadje en kiem als ontzagwekkende boom zichtbaar wordt voor heel de wereld, als levende brief van God. Daar kan geen moderne vertaling tegenop.

En daarmee wil ik afsluiten. De plaats van de kerk in de wereld is bekend en ook bijbels geprofeteerd. Kijk maar naar het volk Israël. Er is een volk en er is een tempel en er is een priestergeslacht met een priesterdienst. De genade van God, wordt dus via de priesters en de priesterdienst tot een heerlijkheid en tot een volkomen genade voor heel het volk. Niet iedereen is schriftgeleerde. Niet iedereen vult al zijn dagen tot eer van God. Maar  dankzij de priesterdienst wordt heel het volk opgeroepen om de offers en de gaven en de liefde en de wet te betrachten, zodat er een roep uitgaat en een levende relatie van mens tot mens, die getuigt van de macht en de kracht en de heerlijkheid van God. Dit beeld is ook nu van toepassing, en wel voor de kerk. Wil de kerk als levend lichaam van Christus in de wereld overeind blijven, dan moet zij niet de wereld opzoeken en punten van gelijkheid benadrukken. Neen, maar zij moet net als de priesters van weleer, God zoeken en God dienen, en de wereld oproepen om hen daarin in ieder geval te volgen of aan te horen, op die punten die de verzoening en reiniging voor God bewerken. En dat is de kern van kerkzijn vandaag in 2020. De wereld staat in brand, en de tegenstander  ondergraaft de morele dijken van ons land. Als de kerk stopt met haar priesterlijke dienst, is het over en uit. Maar ons land is geen Ninevé en geen Sodom en Gomorra. Want meer dan Lot is hier, en de onbekeerlijkheid van het volk, wordt pas tot last en tot oordeel, als de kerk heeft geprofeteerd dat het einde in zicht is, of anders totdat God zodanig afrekent met de onbekeerlijke kerk, dat zelfs de wereld bevreesd wordt. En dat dat niet zo’n heel erg rare gedachte is, bewijst ons de holocaust. Als schapen werden zij naar de slachtbanken geleid. Als dat volk dan ons tot schaduw en voorbeeld is, hoe zouden dan wij, die zó dicht zijn genaderd tot Sion, tot de heilige stad van God, ontkomen van het oordeel als wij ons verharden? Dat is vers 25 van hetzelfde hoofdstuk 12 in Romeinen.

En zo zien we dat we inderdaad zonder een direct antwoord, toch de bijbelse waarheid heel helder kunnen krijgen. Eenieder hier die zegt en claimt: maar zo staat het toch gewoon in  de bijbel? die heeft een punt. Hij of zij heeft gelijk. Want de kern van de wil van de vader doen, is om gewoon eens te kijken of de vader er iets over heeft gezegd. En om dan te doen wat vader heeft gezegd. De vrijgemaakte kerken zijn gevormd en begonnen om zich vrij te maken van mensen, om Gods wil te doen. Maar nu de vrijgemaakte kerken zich vormen en begonnen zijn om zich vrij te maken van het gezag van wat vader heeft gezegd, is de term vrijgemaakt ook aan vernieuwing toe: het wordt vrijzinnig. Want vrijzinnig is heel verstandige dingen zeggen en bedenken over de diepe waarheid van de bijbel, om dan vervolgens de eigen nog diepere inzichten te volgen.

    4.  één koers, tot voorbeeld voor kerk en wereld

Hebreeën 10:5 Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; 6 Brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd. 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God! 8 Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden);

Dat neemt allemaal niet weg dat ook een meer direct antwoord wel is te geven. Maar dan moeten we concreet zijn en zuivere denkstappen maken.

Stap 1: Trek alle valse argumenten eruit. Als vader tegen dochter Deborah zegt wat zij moet doen, wat is dan de situatie? Lees maar na. De situatie is niet die van een Salomo die precies deed wat God vroeg, maar van een volk dat deed wat kwaad was in de ogen van God. En het volk begint dan op een gegeven moment pas na vele jaren van ellende, tot God te roepen. Formeel had God niet eens ‘wettig’ kunnen ingrijpen, want niemand deed meer wat God had bevolen. Deborah was toen al profetes. Uit dit verhaal van het ongeloof en verval van Israël de legitimatie halen van een vrouwelijke profetessendienst, getuigt tegen zichzelf, dat wat vader doet om de ongehoorzaamheid aan te pakken, met terugwerkende kracht wordt gecriminaliseerd en tot voorwendsel wordt voor nieuwe ongehoorzaamheid. Heeft vader niet gezegd, dat het de man moest zijn? Het voorbeeld spreekt anders!  Heeft vader niet gezegd dat scheiden verboden is? De scheidbrief spreekt anders! Heeft vader niet gezegd dat doden is verboden, en ook dat je kind een groot volk zal worden? Je mag het dus niet doodslaan! Heeft vader niet gezegd dat je zult sterven als je zijn gezag verwerpt? Zijn liefde spreekt anders! Het is de tegenstander die voor zichzelf naar de bekende weg vraagt, maar ondertussen tegelijk Gods kinderen doet struikelen.

En wie dat niet vat, die kan gewoon de bijbel erbij pakken: wie profeteert die dient een hoofdbedekking te hebben. Profetessen worden dus letterlijk voor mogelijk gehouden in het nieuwe testament. Maar dan zegt de heilige Geest er nadrukkelijk bij dat deze afwijking wordt gecorrigeerd door de hoofdbedekking. En dat is niet omwille van de mensen, maar omwille van de engelen. Bovendien is het profeteren sowieso ondergeschikt gemaakt aan het uitleggen. Kijk in 1 Cor.14, vers 28-40, waar niet alleen de vrouwen moeten zwijgen, maar ook de mannen als er geen uitlegging bij hun profeteren is. Hoe zou je dan zo’n argument gebruiken in een kerk waar de mannen niet eens profeteren en zelfs niet eens bevoegdheid hebben om maar in de kerkzaal te gaan profeteren? Het is daarom gewoon valse argumentatie. 

Stap 2: Lees niet wie wat zegt, maar wat diegene zegt. Want Deborah als argument valt ook inhoudelijk door de mand. Deborah richt namelijk geen vrouwendienst op, maar zij spreekt de mannen aan om hun mannenambt op te pakken. Wil je dit voorbeeld zuiver bekijken, dan moet je dus de ingelegde argumentatie eruit snijden, en niet kijken wie het zegt, maar je moet kijken wat er wordt gezegd. En haar verhaal bewijst dan dat de vader zelf zal ingrijpen als zijn zonen dienstweigeraars zijn. Dus het zal inderdaad zo gaan zijn dat er vrouwen komen die de diensten vervullen, Maar dat is niet omdat het zo goed gaat met de kerk, maar omdat het volk voortging om te doen wat kwaad was in de ogen van de Heere.

Dus wat hebben we gezien als eerste stap: trek de valse argumenten eruit. Als vader bijvoorbeeld tegen dochter Maria zegt om haar broers te herinneren aan wat vader eerder had gezegd, wat is dan de situatie? Lees maar na. De situatie is niet die van de roeping van een profeet en niet die van een instelling van een ambt, maar juist het tegenovergestelde: niet Maria, maar de mannenbroeders waren in ongeloof blijven steken. En Maria moest dus de mannen aansporen om te doen wat vader hun opgedragen had. Maar let wel, Maria is geen haar beter als het gaat om het ongeloof: zij ging niet naar het graf om Jezus te begroeten, maar om zijn dode lichaam te verzorgen. Opnieuw is het argument dat deze tekst bewijst dat vrouwen belangrijk zijn vals en ondoordacht. En bovendien is het argument zwaar corrupt. Want niemand heeft gezegd en geleerd dat vrouwen niet belangrijk zijn. Let dan ten tweede op stap twee, niet op wìe wat zegt maar wàt er wordt gezegd: ongehoorzame mannen, begin te doen wat vader heeft gezegd om te doen! Dat is inhoudelijk en ook als argument ook hier en nu in de vrijgemaakte kerken van toepassing. En ook de vrouwen op de synode kunnen dat legitiem zeggen. Want het gaat er niet om wie wat zegt, maar of degene die iets zegt ook inderdaad de woorden van vader naspreekt, en vermaant om deze na te volgen. Vermanen is niet hetzelfde als ter verantwoording roepen. Vermanen is niet hetzelfde als veroordelen. Vermanen is niet hetzelfde als de eigen mening doordrammen. Vermanen is niet hetzelfde als alle tegenspraak de mond snoeren. Maar vermanen is erop wijzen dat vader iets anders heeft gezegd dan nu wordt gedaan, en dat dus degene die vermaand wordt, zich terdege moet afvragen of hij zich niet de toorn van vader op de hals aan het halen is. Elke dienstknecht dient zijn eigen heer. Elk kind van de vader, kan zijn eigen instructies van vader hebben. Maar ieder kind zal zich neerleggen bij wat vader heeft gecommuniceerd als testament, en daarvan erkennen dat het waar is en goed en alle onderhouding waardig.

Dat is het einde van alle tegenspraak, maar ook het begin van eensgezindheid en van een schitterende kleurrijkheid die over de aarde zal stralen. Dat is echt heel wat anders dan de veelkleurigheid in vrijheid van de geest. Eensgezindheid is de eigen vrijheid afleggen, om de geest van gehoorzaamheid aan te doen en het zoeken van de wil van God. En pas als de normering is geijkt en genormeerd aan Gods wil en Gods wet, gaat veelkleurigheid worden tot de schittering van een prachtige diamant. Leert ook de natuur ons niet de wetmatigheid, dat veelkleurigheid in vrijheid, zichtbaar wordt als bruin? Zo hebben wij Christus niet leren kennen! De Geest drijft de gelovigen tot God en tot de Schriften en tot de voorbeeldigheid om levende brieven te willen zijn als verschillende kinderen van één en dezelfde vader, die zich mogelijk allemaal anders uiten, maar als gemeenschappelijke basis hebben: dit doe ik omdat het zo ook staat geschreven in vaders wil.

Wat Paulus zegt, geldt dus ook nog steeds in 2020. Onverkort. Letterlijk. En geestelijk verstaan.

De bron van al deze ellende is gelegen in het verwerpen van het gezag van de Schrift, Rom.13:1. Maar 'gezag' schijnt een onverteerbaar begrip te zijn geworden. Daarom zeg ik dit: de bron van al deze ellende is gelegen in het vereren van het wereldse individualistische revolutiegezinde gelijkheidsideaal. Iedereen is gelijk, en wie gaven en talenten heeft moet die inleveren om de groep te vervullen en te behagen in zijn begeerte. Maar zo heeft Christus ons niet geleerd (Ef.4:20-24)! Wij zijn één lichaam met één hoofd. Dat is Christus. Zo zullen in het huwelijk man en vrouw tot één vlees zijn. Dat is één lichaam met één hoofd, de man. Het is nota bene de logica van de natuur. De orde van elk mens en dier. Onzin en tegennatuurlijk is om dat ene lichaam voor te stellen met twee hoofden. Is dat zo moeilijk in te zien, en zo ongeloofwaardig om te verdedigen? Vraagt het zoveel lef en  vrijmoedigheid om dat na te spreken? Wie heeft de kerken zo verleid, dat dit überhaupt een onbegrijpelijkheid en een discussiepunt werd?